Bescherming van cultuurgoederen

De beleidsmatige aandacht voor de bescherming van het roerend cultureel erfgoed is de laatste jaren sterk toegenomen, zowel op internationaal vlak als in Vlaanderen. Het Vlaamse beleid wordt sterk mee bepaald en beïnvloed door de internationale evoluties op dit vlak.

Hieronder volgt een kort overzicht van de evoluties in 2011.

 

Regelgeving

Op Vlaams niveau: Topstukkendecreet

  • decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang, gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009
  • besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 ter uitvoering van het decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang.

Het Topstukkendecreet beschermt het belangrijkste roerend cultureel erfgoed dat vanwege zijn bijzondere archeologische, historische, cultuurhistorische, artistieke of wetenschappelijke betekenis voor de Vlaamse Gemeenschap in Vlaanderen bewaard moet blijven. Dat gebeurt via de Topstukkenlijst, een relatief beperkte lijst van zeldzame en onmisbare voorwerpen en verzamelingen waarop het bijzondere beschermingsregime van het decreet van toepassing is.

De Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed (de Topstukkenraad) adviseert de minister over de opstelling van de Topstukkenlijst.

Voor de voorwerpen en verzamelingen, opgenomen in de Topstukkenlijst, gelden beschermingsmaatregelen inzake fysieke ingrepen. De kosten voor conservatie en restauratie van topstukken worden gesubsidieerd tot maximaal 80% van de subsidiabele kosten.

Het Topstukkendecreet regelt ook de uitvoer van topstukken buiten de Vlaamse Gemeenschap en stipuleert dat de Vlaamse overheid een aankoopverplichting heeft als ze de uitvoervergunning weigert. De eventuele aankoop gebeurt tegen de internationale marktwaarde.

Op 31 december 2011 waren er 372 objecten en 26 verzamelingen in de Topstukkenlijst opgenomen.

Op Europees niveau

Europese Verordening (EG) nr. 116/2009 van de raad van 18 december 2008 (gecodificeerde versie) betreffende de uitvoer van cultuurgoederen

Sinds april 1993 bestaat binnen de Europese Unie een vergunningensysteem voor de uitvoer van cultuurgoederen: de Europese Verordening van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen.

Cultuurgoederen die behoren tot een van de in bijlage bij de Verordening opgesomde categorieën, kunnen alleen buiten de Europese Unie worden gebracht als de uitvoerder daarvoor een vergunning heeft.

Voor België worden de uitvoervergunningen afgeleverd door de overheid op wier grondgebied het cultuurgoed zich bevindt. Voor de cultuurgoederen die zich in Brussel bevinden geldt de vrije keuze van de uitvoerder.

In 2011 leverde het agentschap Kunsten en Erfgoed 141 definitieve en 51 tijdelijke uitvoervergunningen af. Het ging daarbij om 443 objecten die definitief werden uitgevoerd en 6.618 die tijdelijk werden uitgevoerd (zie verder).

Richtlijn 93/7/EEG restitutie van onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen

Samen met de Europese uitvoerregeling werd in 1993 ook een restitutieregeling ingevoerd: de Europese Richtlijn van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de lidstaat werden gebracht. De Richtlijn werd bij wet van 28 oktober 1996 omgezet in Belgisch recht. De Federale overheidsdienst Justitie fungeert als centrale, coördinerende autoriteit voor de uitvoering ervan. Door de Richtlijn kan elke lidstaat van de Europese Unie de terugkeer eisen van een cultuurgoed dat, in overtreding van haar wetgeving inzake de bescherming van het roerend cultureel erfgoed, naar een andere lidstaat van de Europese Unie werd gebracht. De restitutie van het goed is altijd verplicht, ook als de bezitter van het cultuurgoed te goeder trouw was. Die laatste heeft dan wel recht op een schadevergoeding.

Er zijn de administratie geen gevallen bekend van restitutie binnen deze regeling.

Op wereldvlak 

UNESCO ’70 - conventie inzake restitutie van cultuurgoederen

De UNESCO-Conventie van 1970 met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen is het voornaamste internationale rechtsinstrument om de illegale (ongeoorloofde) handel in cultuurvoorwerpen op wereldvlak te voorkomen en te bestrijden.

België trad op 31 maart 2009 toe tot dit verdrag. Bij de neerlegging van het ratificatie-instrument op het secretariaat van UNESCO werd een interpretatieve verklaring afgelegd. Deze verklaring schakelt het materiële toepassingsgebied van de conventie gelijk met de 15 categorieën in de bijlage bij de Europese Verordening en Richtlijn. Op die manier wordt het materiële toepassingsgebied van de Europese regelgeving van de UNESCO-Conventie in de mate van het mogelijke gelijk geschakeld.

Verdrag van Den Haag, eerste en tweede protocol – bescherming cultuurgoederen in oorlogstijd

België is reeds geruime tijd toegetreden tot de Haagse Conventie van 14 mei 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van gewapend conflict, alsook tot het Eerste Protocol bij dit verdrag. Het Tweede Protocol werd op 13 oktober 2010 door België geratificeerd en trad vanaf 13 januari 2011 formeel in werking. In functie van de opvolging en uitvoering van dit verdrag en zijn beide Protocollen werd een werkgroep cultuurgoederen opgericht door de Interministeriële Commissie voor Humanitair Recht (ICHR). Deze werkgroep brengt de Gewesten, Gemeenschappen en de federale overheid samen. Voor de Gemeenschappen (en Gewesten) vormt de belangrijkste opdracht de opstelling van de lijst van cultuurgoederen die genieten van de ‘gewone bescherming’ en van de ‘versterkte bescherming’ zoals voorzien in de Haagse conventie van 1954.

Eind 2011 werd België lid van het Comité en van het Bureau deze conventie.

 

Topstukkendecreet

Topstukkenlijst

Het Topstukkendecreet voorziet in de opstelling van een ‘Topstukkenlijst’, een relatief beperkte lijst van zeldzame en onmisbare voorwerpen en verzamelingen waarop het bijzondere beschermingsregime van het decreet van toepassing is. De Raad voor het behoud van het roerend cultureel erfgoed adviseert de minister over de Lijst van het Topstukkendecreet.

Voorlopige beschermingen

De vondstcollectie van het grafveld van Broechem werd ten voorlopige titel in de Topstukkenlijst opgenomen op 19 december 2011.

Definitieve beschermingen

In 2011 werden volgende topstukken definitief opgenomen in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap (Topstukkenlijst):

  • Liliput stoomlocomotief (18 mei 2011)
  • kerkelijk erfgoed (23 december 2011): 37 objecten en drie verzamelingen
  • archivalisch en documentair erfgoed (2 december 2011): vijftien stukken en één verzameling
  • collectie majolica papkommen van het Antwerpse Maagdenhuis (2 december 2011).

Eind 2011 waren er 372 objecten en 26 verzamelingen in de Topstukkenlijst opgenomen.

Proeflijsten

Er werd in 2011 opdracht gegeven tot het aanleveren van twee nieuwe proeflijsten (voorstel van cultuurgoederen tot opname in de Topstukkenlijst, geformuleerd door externe deskundigen) in 2012:

  • agrarisch erfgoed (opdrachthouder: Centrum voor Agrarische Geschiedenis te Leuven)
  • theatererfgoed (opdrachthouder: Universiteit Antwerpen, departement theaterwetenschappen).

Daarnaast waren er binnen de Topstukkenraad diverse werkgroepen actief die nieuwe beschermingen voorbereiden op basis van eerder aangeleverde proeflijsten:

  • muzikaal erfgoed na 1600
  • textiel erfgoed
  • beeldende Kunst 16de eeuw
  • kerkelijk erfgoed
  • edelsmeedkunst
  • archeologisch erfgoed
  • luchtvaarterfgoed.

Restauratiesubsidies

In 2011 werden geen restauratiesubsidies toegekend.

Toelatingen tot fysische ingrepen op Topstukken

In 2011 verleende het agentschap twee vergunningen voor fysische ingrepen op een topstuk. Het ging om:

  • het Lam Godsretabel (Sint-Baafs-kathedraal te Gent)
  • de Bijbel van Anjou (KU Leuven).

De restauratie van de Bijbel van Anjou (Napels, 1340) werd inmiddels afgesloten. Na de tentoonstelling van de gerestaureerde folio’s in Museum M, Leuven werd de bijbel terug ingebonden en ondergebracht in de preciosa-bibliotheek van de KU Leuven. De restauratie gebeurde door Lieve Watteeuw.

De restauratiecampagne van het Lam Gods (Gent, 1432) zal in 2012 aangevat worden en tot en met 2017 lopen. De restauratie zal gebeuren in een daartoe speciaal ingerichte zaal van het Museum voor Schone Kunsten, Gent. De kosten van deze campagne worden op 1,4 miljoen euro geraamd. De ministers bevoegd voor Cultuur en Onroerend Erfgoed dragen elk 500.000 euro bij in deze campagne. Ook het Fonds Inbev-Latour kende een financiële steun toe. De restauratie zal gebeuren door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium en begeleid worden door een internationale expertencommissie.

Buiten Vlaanderen brengen van topstukken 

In 2011 werd voor 166 stukken op de Topstukkenlijst een toelating verleend om deze – voor tentoonstellingsredenen- tijdelijk buiten Vlaanderen te brengen.

Onderzoek conditietoestand schilderijen

In 2010 voerde het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium een onderzoek uit naar de toestand van schilderijen (topstukken) in kerken en kloosters. Het rapport werd geleverd in 2011. Deze studie brengt meer klaarheid in de conditietoestand en restauratienoden, en geeft aanwijzingen voor betere bewaaromstandigheden. Dit onderzoek zal in 2012 aanleiding zijn tot verdere bespreking o.m. in functie van de budgettaire noden van het agentschap voor restauratiesubsidies.

Website 

De website www.topstukken.be bundelt alle informatie inzake het Topstukkendecreet en inzake de uitvoer van cultuurgoederen. Naast de regelgeving kan op de website de Topstukkenlijst geraadpleegd worden.

 

Uitvoer van cultuurgoederen

Sinds 1993 is voor de uitvoer van cultuurgoederen buiten de Europese Unie een uitvoervergunning vereist. De vergunningsplicht geldt voor 15 categorieën van cultuurgoederen, afhankelijk van de financiële waarde van de cultuurgoederen. Deze vergunningsplicht vindt zijn basis in de Europese Verordening van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen.

De vergunningen worden afgeleverd door de lidstaat waar het cultuurgoed zich wettig en definitief bevindt op het moment van de uitvoeraanvraag. Voor België worden deze vergunningen afgeleverd door de Gemeenschappen. De Vlaamse overheid staat daarbij in voor de cultuurgoederen die zich in Vlaanderen bevinden. Voor cultuurgoederen die zich in Brussel bevinden heeft de uitvoerder de keuze tussen de Vlaamse overheid en de Franse Gemeenschap.

De afdeling Erfgoed verleende in 2011 in toepassing van deze Europese Verordening volgende vergunningen: 141 definitieve en 51 tijdelijke uitvoervergunningen.

Het ging om 443 objecten voor definitieve uitvoer en 6.618 objecten voor tijdelijke uitvoer (in het totaal 7.061 objecten). De objecten hoorden thuis in de volgende categorieën:

  • Categorie 1 (oudheidkundige voorwerpen): 374 definitief, 47 tijdelijk (totaal: 421)
  • Categorie 3 (schilderijen): 29 definitief, 37 tijdelijk (totaal: 66)
  • Categorie 4 (aquarellen): 4 definitief, 6 tijdelijk (totaal: 10)
  • Categorie 5 (mozaïeken en tekeningen): 1 definitief
  • Categorie 6 (gravures, prenten en zeefdrukken): 7 definitief, 10 tijdelijk (totaal: 17)
  • Categorie 7 (beelden): 4 definitief, 5 tijdelijk (totaal: 9)
  • Categorie 8 (foto’s): 3 definitief
  • Categorie 10 (boeken): 1 tijdelijk
  • Categorie 13 (verzamelingen) : 1 definitief, 6.500 tijdelijk
  • Categorie 14 (vervoermiddelen): 1 tijdelijk
  • Categorie 15 (andere antiquiteiten): 20 definitief, 11 tijdelijk (samen: 31).