Sectorieel

Kunst in de publieke ruimte

In 2011 werd voor de tweede keer een projectoproep gelanceerd in samenwerking met het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) rond “voorbeeldstellende groenprojecten – thema Kunst”. De samenwerking bestond erin het experimentele subsidiereglement voor groenprojecten van ANB te koppelen aan de subsidieregeling creatie-opdrachten in het Kunstendecreet ter ondersteuning van kunst in groene publieke ruimte.

Na evaluatie van de oproep in 2010 nam de afdeling Kunsten in 2011 het initiatief voor een brede informatiecampagne ter begeleiding van de tweede oproep. Hiervoor werd een werkgroep samengesteld met de volgende experten: Katrien Laenen en Rolf Quaghebeur (team Vlaams Bouwmeester), Griet Ivens (cultuurfunctionaris Willebroek), An Seurinck (kunstensteunpunt BAM), Philippe Van Isacker (kunstenaar), Thérèse Legierse (voorzitter beoordelingscommissie beeldende kunst), Krist Biebauw (LOCUS) en Hilde Plas (VVSG).

De campagne bestond uit:

  • de organisatie en redactie van een groepsinterview, gepubliceerd in het praktijkboek Publieke Ruimte, dat verspreid werd op de Dag van de openbare ruimte (23-24/3, Nekkerhallen Mechelen, georganiseerd door Steunpunt Straten)
  • de inhoudelijke uitwerking en presentatie van een toelichting over het onderwerp plus paneldebat op deze Dag
  • de samenstelling en redactie van een nieuwe webpagina hierover op de website van Kunsten en Erfgoed
  • Organisatie van een hearing waar geïnteresseerde opdrachtgevers hun ideeën voor advies konden voorleggen aan de jury.

Het resulteerde in beduidend meer aanvragen (9) waarvan echter nog steeds maar 2 projecten op zowel groenaanleg als kunstintegratie positief scoorden.

De afdeling Kunsten bezorgde eind 2011 een gedetailleerde evaluatienota over deze samenwerking aan de minister, waarbij de link werd gelegd naar conclusies uit het in 2010 afgeronde onderzoek van BAM. Zowel de samenwerking met ANB als het onderzoek hebben expliciet gewezen op de nood aan meer informatie, kennisuitwisseling en begeleidingstools. De nota vermeldt het overleg dat Vlaams Bouwmeester in 2012 hierrond zal opstarten en besluit met een paar eigen voorstellen tot actie.

 

Een nieuw Cultureel-erfgoeddecreet in opmaak

In de loop van 2011 werkte het agentschap aan de opmaak van een nieuw Cultureel-erfgoeddecreet, dat het bestaande decreet zal vervangen. De aanleiding om het Cultureel-erfgoeddecreet aan te passen is het Planlastendecreet. Het Planlastendecreet hertekent de beleids- en beheerscyclus en legt nieuwe algemene regels op over de wijze waarop gemeenten en provincies subsidies aanvragen en verantwoorden bij de Vlaamse overheid. Op basis van het huidige Cultureel-erfgoeddecreet sluit de Vlaamse Gemeenschap convenants af met provincies en gemeenten. Het Cultureel-erfgoeddecreet moet dan ook aangepast worden aan deze nieuwe algemene regels.

Het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet brengt evenwel nog andere wijzigingen met zich mee. Er zijn een aantal technische aanpassingen. Enerzijds resulteert dit in een eenvoudigere regelgeving, anderzijds worden een aantal tekortkomingen weggewerkt die het Rekenhof vaststelde.

Daarnaast worden er beperkte inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd op het bestaande decreet. De voornaamste is dat het instrument van de projectsubsidies wordt uitgebreid naar structureel gesubsidieerde cultureel-erfgoedorganisaties.

De definitieve goedkeuring van het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet is voorzien in 2012. In de loop van 2012 worden er nieuwe uitvoeringsbesluiten opgemaakt. 

 

Indemniteitsdecreet

In 2011 verzamelde het agentschap een eerste set met cijfers bij verschillende musea en andere tentoonstellingsmakers voor het simuleren van verschillende scenario’s en de mogelijke budgettaire impact. In 2011 werden de analyses van de verschillende internationale systemen bekeken en doorgelicht en werden alle onderwerpen waarvoor keuzes moeten worden gemaakt op een rijtje gezet.

 

Successierechten

In het Vlaamse Regeerakkoord en in de Beleidsnota van de minister van Cultuur wordt de successierechtenregeling naar voren geschoven als een mogelijk beleidsinstrument binnen het Vlaamse erfgoedbeleid.

Twee beleidslijnen tekenen zich af:

  • invoeren van een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van successierechten voor Topstukken mits het engagement van de erfgenamen om het stuk minstens een aantal jaren niet definitief buiten Vlaanderen te brengen en mits enige vorm van publieke ontsluiting voor het stuk
  • performanter maken en promoten van de regeling tot inbetalinggeving van kunstwerken om te voldoen aan de successierechten.

Eind 2011 bezorgde het agentschap de minister de nodige documenten voor het indienen van een ontwerp van decreet tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van successierechten voor topstukken.

De bevoegdheid voor de regelgeving inzake de inbetalinggeving blijft tot 2015 een federale materie.

 

Het Belgisch Overlegplatform invoer, uitvoer en restitutie van cultuurgoederen

Op 16 januari 2009 werd door het Overlegcomité een ambtelijk overlegplatform ‘invoer, uitvoer en restitutie van cultuurgoederen’ opgericht. Dit platform, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Federale overheid, de Gemeenschappen en Gewesten, fungeert, onder wisselend voorzitterschap van de Gemeenschappen en de Federale overheid, als informatie- en overlegplatform voor de diverse overheden/ instanties die binnen België belast zijn met deze materie. Deze werkgroep werkte in 2011, onder voorzitterschap van de Franse Gemeenschap. Focus lag in 2011 op de omzetting van het Unesco –’70 verdrag (zie verder) [U1] in Belgisch recht.

 

Onderzoek rol van private sector in depotproblematiek

De depotproblematiek in Vlaanderen is veelomvattend en complex. Meest zichtbaar is het tekort aan geschikte depotinfrastructuur. Naast het hebben van geschikte infrastructuur is het voor een goed collectiebeheer- en beleid ook nodig om een degelijk registratiebeleid, verzamel- en afstotingsbeleid te hebben. Bij vele collectiebeherende organisaties zijn dit nog steeds pijnpunten. Deze noden zijn er voor verschillende soorten collecties (museale, archivalische, archeologische,… collecties) en worden ervaren door verschillende beheerders van erfgoed (de Vlaamse overheid, provincies, gemeenten, privaatrechtelijke beheerders, particulieren…).

Wat betreft de nood aan geschikte infrastructuur zoeken steeds meer spelers in de cultureel-erfgoedsector (zeker wat betreft beheerders van museale collecties) een antwoord bij private spelers. De expertise over de mogelijkheden van publiek-private samenwerking in de cultureel-erfgoedsector is echter beperkt.

Het beleid speelt in op deze depotproblematiek. In de beleidsnota Cultuur 2009-2014 wordt hieraan aandacht besteed. In het Cultureel-erfgoeddecreet van 2008 wordt aan de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) een rol toegekend. Er werd overeengekomen dat de provincies en de VGC een regiefunctie opnemen in het uitbouwen van een regionaal depotbeleid. Deze rol met aansluitende doelstellingen werden opgenomen in de cultureel-erfgoedconvenants die met de provincies werden gesloten voor de periode 2009-2014 en in het addendum bij het convenant met de VGC voor de periode 2007-2011. Door het contact met actoren in het veld enerzijds, en door de overkoepelende blik anderzijds worden de provincies en de VGC als meest geschikte spelers gezien om deze regiefunctie op zich te nemen. In dit kader werd er vanuit de verschillende provincies al onderzoek gevoerd naar de knelpunten en de huidige depotsituatie op het grondgebied. Op basis van onderzoek tekenen de provincies en de VGC de krijtlijnen verder uit om een beleid vorm te geven.

Daarnaast werd er binnen het budget 2010 voor kortlopend wetenschappelijk onderzoek (binnen het departement CJSM) geld vrijgemaakt voor onderzoek rond de samenwerking met  de private sector, complementair aan het onderzoek dat de provincies en de VGC voeren en de onderzoeken die er in het verleden hieromtrent al gebeurden. Het departement Management (Cultuurmanagement) aan de faculteit TEW van de Universiteit Antwerpen voerde het onderzoek uit tussen december 2010 en 15 juli 2011. De centrale onderzoeksvraag was ‘wat is de huidige, mogelijke en wenselijke rol van de private sector bij infrastructuurinvestering in en uitbating van museumdepots’ met als deelvragen:

  1. Welke noden en behoeften kennen de musea met betrekking tot depots en wat zijn hiervan de oorzaken?
  2. Welke (publieke en private) partners of actoren zijn nu reeds betrokken bij museumdepots?
  3. Welke mogelijke samenwerkingsvormen tussen publieke en private partners m.b.t. tot museumdepots bestaan er?
  4. Welke samenwerkingsvormen zijn de meest wenselijke?

Het onderzoek kadert en analyseert (aan de hand van enkele cases) de depotproblematiek en de bestaande markt op een globaal niveau, en geeft een overzicht van de mogelijke samenwerkingsvormen in een uitbestedingsinstrumentarium. Daarnaast worden er conclusies en aanbevelingen gegeven. De belangrijkste aanbevelingen zijn: het vergroten van de betalingsbereidheid en het samenbrengen van kennis rond infrastructuuraangelegenheden en publiek-private samenwerking inzake de depotproblematiek. De onderzoeksresultaten resulteerden in een vertrouwelijk eindrapport en een publieksrapport.

Het agentschap werkt in 2012 aan het implementeren van de twee belangrijkste aanbevelingen. De focus ligt in eerste instantie op het uitwerken van een kenniscluster. Dit gebeurt in overleg met andere Vlaamse actoren en met de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

 

Digitaal en gedigitaliseerd cultureel erfgoed - Vlaanderen Europeana Overlegplatform

In 2011 bouwde het agentschap het Europeana Vlaanderen overlegplatform verder uit tot een ontmoetingsplaats voor Vlaamse cultureel-erfgoedinstellingen die op de hoogte willen blijven van de ontwikkelingen binnen het Europeana-project.

De combinatie van deelname aan met Europeana gelinkte internationale organen (Europeana Board, Content Providers and Aggregators (CCPA)/nieuwe naam: Europeana Network) met het Europeana Vlaanderen Overlegplatform zorgt voor een doorvertaling van het internationale discours naar de geïnteresseerde Vlaamse cultureel-erfgoedorganisaties en voor een wisselwerking waarmee ook verzuchtingen aan dit Europese kader in wording doorgegeven kunnen worden.  

Het overlegplatform bestaat niet enkel fysiek. In 2011 zette het agentschap in samenwerking met relevante partners ook in op de communicatie naar de Vlaamse cultureel-erfgoedsector over dit Europese traject. Vanuit het overlegplatform werd er op 19 januari 2011 samen met de Europese projecten Athena en EuropeanaLocal een Belgische conferentie georganiseerd waar de meerwaarde van deelname aan Europeana voor individuele instellingen in de kijker stond. Een beschouwend artikel over deze bijeenkomst werd nadien in META, het tijdschrift van de VVBAD opgenomen en in vertaling in de communicatie van het Athena-project. Daarnaast werd deze conferentie ook geëvalueerd en besproken op het Europeana Vlaanderen Overlegplatform. De voornaamste conclusies luidden (1) dat er nood blijft aan gelijkaardige initiatieven in de toekomst, (2) dat er nood is aan een uniform informatiekanaal, (3) aan een FAQ en (4) dat de Belgische focus versterkt moet worden.

Het uniform informatiekanaal werd als virtueel luik van het overlegplatform verder uitgewerkt en via relevante nieuwsbrieven, websites en andere fora (oa. het VVBAD-congres ‘Informatie aan Zee’) werd er over Europeana gecommuniceerd.

Het overlegplatform kwam samen op kwam samen op 1/2, 30/4, 6/7 en 18/10 om (ondermeer) de geïnteresseerde cultureel-erfgoedorganisaties in Vlaanderen inzicht te geven in de relevante gebeurtenissen op Europees niveau, hierover kritisch te reflecteren en in te spelen op de (financiële) mogelijkheden. Zo werkte het Europeana Vlaanderen Overlegplatform in 2011 een gezamenlijk standpunt uit ten aanzien van het The New Renaissance Rapport en de green paper 'on a common strategic framework for EU research and innovation’, de consultatie die de Europese Commissie voorzag voor het toekomstige Horizon2020 programma.

Naast een evolutie van Europeana, CCPA en het Europese beleidskader (MSEG, richtlijn verweesde werken, The New Renaissance, …) kwamen volgende onderwerpen aan bod: VIAA, LIAS, ECLAP, ATHENA (IPR tool), ARROW+, PartagePlus, Europeana Collections 1914-1918, de WO1-thematiek binnen Europeana,COST (European Cooperation in Science and Technology) en de lancering van de European Cultural Commons.

Daarnaast werd er ook uitvoerig aandacht besteed aan de open data strategie en meer bepaald de Data Exchange Agreements die Europeana verplichtend voorlegt en de reacties vanuit de gebruikersgroep auteursrecht en cultureel erfgoed.

 

Wereldoorlog I

Sinds begin 2010 maakt het agentschap Kunsten en Erfgoed deel uit van de centrale projectgroep voor de voorbereiding van de herdenking van Wereldoorlog I. Deze projectgroep is het coördinatie- en informatie-uitwisselingsplatform voor de activiteiten die door de diverse geledingen van de Vlaamse overheid (departementen en agentschappen) in het kader van het herdenkingsproject worden ontwikkeld. Het fungeert ook als adviesorgaan voor de Vlaamse Regering. Bovendien ondersteunt de projectgroep de werking van het centrale projectsecretariaat dat de activiteiten in het kader van de herdenking op Vlaams niveau coördineert.

In de loop van 2011 werd een actieplan opgesteld voor de herdenking, gecoördineerd door het projectsecretariaat. Het agentschap leverde hiervoor de insteek voor de domeinen kunsten en erfgoed.

 

1-euromaatregel

Sinds juli 2008 is in 19 musea ingedeeld bij het Vlaamse niveau, drie instellingen van de Vlaamse Gemeenschap en het IJzermemoriaal de 1-euromaatregel van kracht, waarmee kinderen en jongeren onder 26 jaar voor maximum 1 euro toegang krijgen tot deze musea. De maatregel werd voor de beleidsperiode 2009-2013 ingeschreven in de beheersovereenkomsten van de musea ingedeeld bij het Vlaamse niveau. In 2011 werd gestart met een tussentijdse evaluatie van de maatregel en werd beslist dat ook een kwalitatieve evaluatie van de maatregel zal gebeuren. Deze evaluatie zal in de loop van 2012 door onderzoekers van de Howest uitgevoerd worden.